Tongerse kunst te koop

De afgelopen maanden werden op verschillende veilingen Tongerse kunstobjecten te koop aangeboden. We geven een kort overzicht.

In december werd bij Arenberg veilingen in Brussel een soort van lofprent ter ere van Philippe de Germeau (1674-1742) aangeboden. Het document dateert uit 1717. De letters, vanuit het middelpunt vertrekkend, vormen telkens zijn naam. De Germeau was vanaf 1712 schepen en meermaals burgemeester van Tongeren (1714, 1718, 1720, 1721 en 1724). Hij bewoonde een huis op de Grote Markt.

Eveneens in december werd in Brussel een zeventiende-eeuws genealogisch document geveild betreffende de familie van Hinnisdael. Deze ridderfamilie had haar woonplaats nabij Vechmaal maar kwam al vroeg in Tongeren terecht. Eén tak verwierf eind zeventiende eeuw het kasteel van Betho.

Bij Arenberg werd verder nog een vijftiende-eeuws liturgisch boek aangeboden, afkomstig uit het Regulierenklooster van Tongeren. Dat had een ongekend rijke bibliotheek die na de Franse Revolutie werd verkocht en wereldwijd verspreid geraakte.

Tenslotte werd in Mariakerke nog een portret aangeboden van Jean Louis Bertrand. Deze werd in 1788 in Tongeren geboren en bewoonde Het Wampachs Gat op de hoek van de Grote Markt met de Maastrichterstraat (waar later Hollanders was gevestigd).

Met dank aan Peter Vanbrabant, Rudy van Elslande, Luc Christiaens en Jean-Jacques van Ormelingen om dit te melden.

Internationale archievendag

Naar aanleiding van Internationale Archievendag zetten we graag één van de lopende projecten binnen het stadarchief in de kijker.

We zoomen in op het archieffonds van de familie “de Fastré”, die in Tongeren voor het eerst opduikt in de 16de eeuw. De familie behoorde tot de gegoede klasse en verschillende leden waren actief in het bestuur van de stad en haar deelgemeenten. Zo was Fastrard Fastré (1588-1650) bijvoorbeeld baljuw van onder meer Hamal, Vreren en Diets-Heur, en ook schepen en rentmeester in Tongeren zelf. Zijn zoon Adam Fastré (1634-1711) was dan weer schout van de stad.

Het archieffonds “de Fastré” bevat enkele registers, bijvoorbeeld met de inkomsten uit grondbezit, maar voor het grootste deel gaat het om losse documenten. Deze worden op dit moment één voor één van een korte beschrijving voorzien, om zo de verborgen schatten in het archief op te sporen. Voorlopig zijn al verschillende erfeniskwesties en huwelijken voorbijgekomen, maar ook schenkingen en verkopen van gronden. Het meest opvallende stuk is een mooie stamboom van Jan Leonard de Fastré (1743-1818) waarmee hij zijn afstamming van de familie Gilsen wil bewijzen, waarschijnlijk om aanspraak te kunnen maken op een studiebeurs.

Een gedichtje over de Pliniusfontein

In 1701 werd een gedichtje gemaakt over de Pliniusfontein. Een jaar voordien hadden 32 geneesheren verklaard dat de Tongerse fontein of bron degene was waarover Plinius de Oudere al had verteld. Maar blijkbaar hadden de dokters niet iedereen weten te overtuigen want een chronogram sprak : ‘Siet haar effect, eer dat men geckt, soo is ’t recht dat met spreckt. Sed nesciens contemnens’.

Het gedichte werd genoteerd in ‘Collette’s Collectanea’ (deze naam alleen al spreekt tot de verbeelding). Het gedichtje hebben we niet in het hedendaags Nederlands gezet omdat het rijm anders weg zou zijn. Maar probeer toch de moeite te doen om het te lezen want het is absoluut een mooi stukje dichtkunst :

“Tongeren, door het vier en meynen seer vergaen, crijght weder macht door het water der fonteyne, die daer springt vol mediceyne, daer sij kortsen mee verkracht, en daerom seer hoog geacht.

Dertigh doctoors dit verclaren van Loven, Luijck en daer omtrent, dat sij is vol mineralen, alcalind en martialen, door veel proeven wel bekent, bevonden haer seer excellent.

Als men drinckt met goeij manieren, daer geneest er wonder veel, die van worm off pijne tieren in de lenden ende nieren, oock het swellen van die keel met den schuurbuijck en graveel.

Zijn daer crappen off wel mocken op het hooft off door het lijff, off heeft men de spaense pokken, waer van stinckt gelyck die bokken, ’t zij aen kinders, man off wijff, dit water ’t meestendeel verdrijft.

Kont gij erm noch beenen roeren sonder stock off sonder cruck, hebt gij sweiren off quetsuren, wascht en drinckt, ten sal niet dueren. Dees fonteyn heeft dit geluck van ons te helpen uijt den druck.

Sij geneest oock quaede maeghen daer den appetijt vergaet, comen onder beesten plagen als sij ’t niet te langh verdragen. Van quaet gehoor en quaet gesicht, wordt daer geholpen menich wicht.

Over veel diverse euwen heeft den loff daer van geduert, Plinius heeft hem selffs gegeven, als wanneer hij heeft geschreven in syn boecke der natuer over dees fonteyn haer cuer.

’t Geen soo langhe was verborgen, heeft gecregen weder licht. Die wilt voor gesontheyt sorgen, stelt het niet meer uyt tot morgen. Alle quaet dat vint daer baet, weinigh ongetroost thuys gaet.

Laet ons onsen Heere loven van dit water al te saem, die door sijne cracht van boven van fonteijnen maeckt badtstoven, daer hij suyvert ons lichaem hem te dienen aengenaem.”

 

Thomas Phillips, een Engels Jezuïet in Tongeren

Het kapittel van OLV Tongeren – vermoedelijk opgericht in de negende eeuw, met zekerheid bestaand in de tiende eeuw, en afgeschaft in 1796  – telde twaalf kanunniken en op het einde van de achttiende eeuw bijna veertig kapellanen of beneficiers.

In de loop van die bijna duizend jaar zijn er vele honderden mannen kanunnik en kapelaan geweest in Tongeren, afkomstig uit wat nu België, Nederland, Frankrijk, Duitsland en Italië is. We treffen in de lijst ook één Engelsman aan : Thomas Phillips. In Tongeren is niet veel over hem geweten, maar recent troffen we een beknopte biografie van hem aan. En toeval of niet is eveneens recent een Wikipedia-pagina over hem aangemaakt.

Thomas Phillips werd op 5 juli 1708 geboren in Ickford als zoon van Thomas senior (die zich bekeerde tot het katholicisme) en Elisabeth Crosse. Hij kreeg eerst een protestante opvoeding, maar na de bekering van zijn vader volgde hij lessen aan het college van Saint-Omer (F). Op 7 september 1726 werd hij aanvaard als novice in het Jezuïetenklooster van Watten (Frans-Vlaanderen). Vanaf 1728 studeerde hij te Luik filosofie aan het zogenaamde Engels College.

Nadat zijn vader stierf erfde hij aanzienlijke landerijen en een aardige som geld die hem toelieten om gedurende zijn studies te Luik te gaan reizen doorheen Europa.

Na een conflict met de Jezuïeten trad hij in 1733 uit en ging hij naar Rome. Henry Sheldon, rector van het Engels College in Rome, introduceerde hem bij Charles Edward Stuart (de in ballingschap verblijvende pretendent van de Engelse en Schotse troon). Die regelde voor hem bij de paus een ambt als kanunnik. Toevallig was op dat moment een plek vrij in Tongeren waardoor hij ook dit ambt kreeg.

Op 1 september 1739 werd hij benoemd als kanunnik van OLV, maar kreeg wel de goedkeuring om op ‘missie’ te gaan in Engeland. Daar werd hij kapelaan van George Talbot, 14e graaf van Shrewsbury, en kapelaan van Richard Acton (baronet) en Robert Berkeley. In 1765 keerde hij terug naar Tongeren waar hij kanunnikenhuis II bewoonde in de Maastrichterstraat (bankgebouw BNP Paribas Fortis). In 1768 werd hij in Luik ook terug opgenomen bij de Jezuïeten. Op 30 juni 1774 overleed hij in Luik.

Voor een overzicht van zijn werken verwijzen we naar het Wikipedia-artikel, een biografie en kort artikel.

School Vreren

 

De eerste school van Vreren dateert van

1844 en bevond zich in de Holleweg, tot aan de hoek van de weg naar Paifve.

In 1908 werd een nieuwe school in gebruik genomen, op de Vrerenstraat. Hier bevindt zich nog steeds de huidige gemeenteschool.

Voor de school begon, volgden de kinderen catechismus. In de winter konden zij na de catechismus hun kleren laten drogen aan de kachels in de klas. Om acht uur gingen dan de lessen van start.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog, op 1 mei 1944, werden het gemeentehuis en de school grondig vernield. Hierbij zijn heel wat interessante archiefdocumenten verloren gegaan. Vóór de school ontstond een enorme krater, door bommen die er terecht waren gekomen.

In 1947 werd beslist om de school herop te bouwen. De werken werden integraal betaald door de staat omwille van oorlogsschade. De school kon hierdoor relatief snel na de oorlog haar werkzaamheden hervatten.

De eerste schoolreis na de oorlog ging naar de mergelgrotten van Kanne.

Dorpsschool Mal

Reeds in de 17de eeuw zijn er in Mal sporen terug te vinden van onderwijs. De meeste lessen werden gegeven door een kapelaan, bij zijn thuis. Een schooljaar liep van Allerheiligen tot Pasen. De eerste echte ‘onderwijzer’ in Mal was Lambert Box, in 1866.

De school had slechts één lokaal voor alle leerlingen, en in 1910 werd beslist een lokaal bij te bouwen, de onderwijzerswoning te verbeteren en de speelplaats te vergroten.

In 1937 volgden al 50 jongens en 58 meisjes les in de gemeenteschool van Mal! Uitbreiding was noodzakelijk en de gemeenteraad gaf hiervoor dan ook haar toestemming.

BEN JE GEINTERESSEERD IN DE GESCHIEDENIS VAN MAL?  Vanaf nu is het boek ‘ONS DORP MAL DOOR DE TIJD’ te koop voor de prijs van 5€.

Te verkrijgen via Jeanno Ernots, jeanno.ernots@telenet.be of 012/23.69.29

Klasfoto’s

Onze oproep naar oude klasfoto’s kende al meteen heel wat succes! Vandaag in plaats van een artikel, een greep uit de foto’s die we al mochten ontvangen! Nog steeds zijn alle foto’s welkom! Je kan ze ons bezorgen via stadsarchief@stadtongeren.be of langskomen in het stadsarchief en dan scannen wij ze voor je in!

#onderwijsintongeren

 

De school van Henis

Sinds de fusies in de jaren 1970 en de strengere onderwijsnormen werd het voortbestaan van de dorpsscholen bedreigd. Op het einde van ieder schooljaar rees de vraag of de school wel opnieuw zou openen in september.

In 1980 nemen in Henis verschillende ouders het initiatief om het voortbestaan van hun school te vrijwaren. Zo richten ze een oudervereniging op waaruit een oudercomité wordt verkozen.

Op de laatste schooldag werd een opendeurdag en feestavond georganiseerd. Tussen regenbuien door werden enkele opvoeringen gedaan door de kinderen. Doel van de dag en avond was geld inzamelen om het voortbestaan van de school te verzekeren. Ook schepen van onderwijs, Piet Bijnens, was aanwezig en steunde het initiatief.

In 1992 werd de school volledig vernieuwd. Het leerlingenaantal bleef maar stijgen, zodat verdere uitbreiding noodzakelijk was en in 2013 werd een stuk nieuwbouw bijgebouwd aan de school. Deze werd geopend in 2014.

De gemeenteschool van Henis bestaat nog steeds en sinds 1980 is er een sterke band tussen de oudervereniging, het stadsbestuur en de directie en leerkrachten.

De school van Berg/Ketsingen

In Berg was onderwijs volgen niet altijd zo simpel.
In de 18de eeuw was er geen schoolmeester en de enige persoon op wie een beetje gerekend kon worden, was de pastoor.

In de meeste gezinnen werd er thuisonderwijs gegeven om de kinderen toch een basis lezen of schrijven bij te brengen ofwel werden de kinderen op kostschool gestuurd. In het begin van de 19de eeuw was er echter de schaapsherder van de Janneswinning (Maastrichtersteenweg) die lezen, schrijven en rekenen (de basisbeginselen weliswaar) onderwees. Hij gebruikte de schuur van de winning als klaslokaal en een houten rol als zitplaats.

Het gekend schooltje van Berg/Ketsingen opende pas in 1880. Toenmalig pastoor Vrijen stond de voormalige Sint-Annakapel af om er een school op te richten. Bij de opening, op 2 januari 1880, trok men na de mis in de kerk van ’s-Herenelderen processiegewijs naar Ketsingen. Er waren maar liefst 55 leerlingen aanwezig.

PIBO

 
Het verhaal van het Provinciaal Instituut voor Biotechnisch Onderwijs (PIBO) begint in de vroege jaren ’60. De provincie Limburg richtte een Landbouwdienst op die als taak had de Bestendige Deputatie te adviseren over het landbouwbeleid in de provincie.
 
Toen Miel Smets in april 1968 lid werd van de Bestendige Deputatie kwam alles in een stroomversnelling. Op 21 oktober 1968 besliste de Provincieraad van Limburg, op zijn voorstel, om te starten met een Provinciale Landbouwschool en dit met ingang van het schooljaar 69-70. Deze nieuwe school zou onmiddellijk zijn oogappel worden. Met veel energie werd de omgeving van Tongeren verkend en een terrein aan de uitlopers van “Beukenberg” op de grens van Piringen en Tongeren werd uitgekozen. De Provinciale Landbouwschool in Zuid-Limburg ging op 1 september 1970 van start met Ir. M. Willems als directeur.
 
Een tiental jaren lang was de school gehuisvest in prefablokalen (barakken), tot op 25 juni 1977 de eerste steenlegging plaatsvond van een modern schoolgebouw. In 1980 werden de nieuwe schoolgebouwen in gebruik genomen en bouwde men ook een sporthal aan de school.
 
In 1987 kreeg de PIBO een nieuwe graduaatsafdeling Land- en Tuinbouw. De driejarige graduaatsopleiding ging van start met 53 studenten. Na een algemeen jaar konden studenten kiezen tussen akkerbouw, veeteelt, tuinbouw en marketing.
Op hetzelfde moment waren ook de nieuwe ateliers en klaslokalen in aanbouw en werd het areaal akkerland uitgebreid.
Behalve de nieuwe afdeling, telde de school ook 300 leerlingen in het middelbaar onderwijs.
 
Ook na hun opleiding probeerde de school het contact met hun oud-studenten te behouden door samenwerking op de proefvelden, dankzij stages en door naschoolse cursussen.
Meest innovatieve opleiding op het moment was echter de agro-marketing. De boeren zetten definitief de stap naar een machinale landbouw. Zeker door de ruilverkavelingen was er een noodzaak om de landbouwbedrijven op een moderne manier te runnen, rekening houdend met mogelijke afzetmarkten en innovatie.
 
Vandaag staat de school nog steeds bekend om haar drang naar innovatie.

Site gebouwd met WordPress.com.

Omhoog ↑